“Het is nu officieel: door ons land waart een epidemie van griep en luchtwegeninfecties.” (De Standaard Online, 15 februari 2007)
Wie televisie kijkt, weet het nu wel: wielerbroekjes helpen niet tegen griep, telefoonkaarten niet en antibiotica ook al niet. De ‘Boodschappen van Algemeen Nut’ om ons van de antibiotica af te houden zijn wel grappig, maar mikken op de verkeerde doelgroep. Als wij te veel antibiotica nemen, komt dat doordat dokters liever pilletjes voorschrijven dan wielerbroekjes of telefoonkaarten, dacht ik. Enfin, ik wil het over de betekenis en de oorsprong van het woord griep hebben.
Toen de redacteuren van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) de letter G onder handen namen, stond hun kalender op 1893. Ik vermoed dat de gebrekkige medische kennis van die dagen de inspiratie was voor deze definitie: ,,Eene, vermoedelijk door atmospherische invloeden veroorzaakte epidemische ongesteldheid of ziekte, die zich somtijds plotseling vertoont, en zich met groote snelheid van plaats tot plaats uitbreidt (lat. febris catarrhalis epidemica ), in de laatste jaren vooral meer onder den naam van influenzabekend.”
Griep zou je dus krijgen van ,,atmospherische invloeden”, van vocht en tocht, zeg maar. Een opvatting waar je leuke voorlichtingsspotjes rond kunt maken. Maar wat de negentiende-eeuwers wél goed hadden, was dat griep iemand plotseling kan treffen en dat de ziekte in golven komt. Ze verklaarden de naam griep dan ook met te wijzen op Franse werkwoord gripper . Dat betekent: ‘pakken’, of ‘vastlopen’ zoals een motor. Daarvan is afgeleid: grippe , wat ‘klauw’ of ‘haak’ betekent. De klauwen van de griep.
Daaraan voegde het WNT een tweede mogelijke verklaring toe. Griep zou een Slavische oorsprong kunnen hebben, want in het Russisch bestaat een werkwoord chripet , wat betekent: ‘hees zijn’, ‘hoesten’. Duitstaligen moeten ooit de benaming russischer Katarrh hebben gebruikt voor griep. Dat ondersteunde deze verklaring. Maar intussen ligt die allang in de prullenbak en van de Russische drupneus is na Boris Jeltsin nimmer meer gehoord.
Volgens de etymologe Nicoline van der Sijs ligt de oorsprong van het woord griep veel dichter bij ons dan we zouden denken. Het Franse woord gripper zou namelijk van het Frankische grîpan afkomstig zijn. En omdat het Frankisch een voorloper is van het Nederlands, kun je zeggen dat ons woord grijpen naar Frankrijk is vertrokken als gripper en alsgriep is teruggekeerd.
Niet alleen onze medische kennis is erop vooruitgegaan sinds 1893. We zien de wereld ook veel scherper. Sinds de twaalfde druk van de dikke Van Dale (1992) kennen we naast de Spaanse en de gastritische griep ook de diplomatieke griep : ,,voorgewende ziekte van officiële personen, om een opzettelijke afwezigheid te verontschuldigen”.
Als met ,,officiële personen” politici worden bedoeld, dan schijnen wielerbroekjes wél te helpen.
Woorden weten alles verschijnt wekelijks op maandag. Ludo Permentier is redacteur bij Van Dale.
Reacties: ludo.permentier@standaard.be
Bron: De Standaard Online, 15 februari 2007