26 februari 2015 – We hebben hier wel eens eerder gewezen op het verschil tussen het aantal griepachtige ziektebeelden dat door het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg NIVEL wordt gerapporteerd in vergelijking tot dat van de Grote Griepmeting.
Op het staafdiagram een vergelijking tussen beide systemen. GGM en NIVEL tonen nagenoeg hetzelfde epidemische verloop van de griep. De Grote Griepmeting spreekt van een epidemie als per week meer dan 60.000 van de 16.9 miljoen Nederlanders een griepachtig ziektebeeld vertonen. Het NIVEL doet dat als 36 peilstations van huisartsen met een gezamenlijke praktijkgrootte van 112.365 patiënten in één week meer dan 573 consulten hebben gehad voor een griepachtig ziektebeeld (omgerekend komt dat neer op 8600 gevallen voor de gehele Nederlandse bevolking).
De criteria die beide onderzoeken gebruiken voor het vaststellen van een griepachtig ziektebeeld verschillen niet van elkaar. Alleen gaat in Nederland slechts 20-25% van de bevolking met griep naar de huisarts. De rest ziekt het thuis uit, of nog erger: gaat met griep naar het werk, waarbij het virus nog verder in de samenleving wordt verspreid. Verder zien de huisartsen voornamelijk zeer jonge kinderen, (hoog)bejaarden en andere risicogroepen. De rest van de grieperige bevolking zien ze hoegenaamd niet.
Het verschil tussen de aantallen van de Grote Griepmeting en het NIVEL dit winterseizoen is dat volgens het NIVEL nu zo’n 270.000 Nederlanders griep zouden hebben gehad (1,6% van de bevolking). Volgens de meldingen die bij de Grote Griepmeting binnenkomen, zijn dat er inmiddels 1,5 miljoen (8,7% van de bevolking). Dat scheelt nogal wat!
Overigens komt het verschil ook bij de Rijksoverheid ter sprake: Inluenza – incidentie en prevalentie . Het tienvoudige dat daar wordt genoemd, was gebaseerd op de allereerste Grote Griepmeting, tijdens de zeer heftige epidemie als gevolg van het nieuwe A(H3N2) virus van het Fujian-type in 2003/2004.
Het verschil dat we nu meten ten opzichte van het NIVEL bedraagt een factor 5,7 (van week tot week enigszins schommelend tussen 4,7 en 6,7). Dit komt goed overeen met een eerder onderzoek, dat uitwees dat het aantal griepachtige ziektebeelden in de Nederlandse bevolking minstens 6 maal hoger is dan wat huisartsen meten.
Carl Koppeschaar