5 januari 2015 – Nu de kerstvakantie voorbij is, kan de griep zich verder uitbreiden. Dat verwacht de Grote Griepmeting, de website die sinds 2003 griep en verkoudheid in kaart brengt met de hulp van zestienduizend vrijwilligers.
Griep wordt voornamelijk via kinderen verspreid. Tijdens de schoolperiode zijn soms hele klassen ziek. Kinderen steken hun ouders aan, en die nemen het op hun beurt weer mee naar het werk. Samenlevingsverbanden zonder kinderen krijgen doorgaans iets minder griep. Ook jongere senioren zijn normaal gesproken minder griepgevoelig doordat zij tijdens hun leven enige immuniteit hebben opgebouwd door natuurlijke infectie en/of regelmatig de griepprik halen.
Griep in Nederland en Vlaanderen gedurende de afgelopen vier weken. Door de kerstvakantie maakte de epidemie even een pas op de plaats, maar nu de scholen weer zijn begonnen zal ook het aantal griepgevallen verder stijgen.
Influenza, de officiële naam voor griep, komt in 3 typen voor: Influenza A, B en C. Type A veroorzaakt de meeste ziektegevallen en komt voor in mens en dier. Type B en C alleen in mensen. Er bestaan verschillende subtypen van influenzavirus type A. Voorbeelden hiervan zijn A(H1N1) en A(H3N2) die bij de mens voorkomen en de vogelgriepvirussen A(H5N1) en A(H5N8). De subtypen die bij de mens voorkomen circuleren niet allemaal tegelijk, maar vaak in begrensde tijdvakken. Van type B influenzavirus zijn er twee evolutionair verschillende lijnen.
Griepachtige ziektebeelden (ILI = influenzalike illness) in Nederland . De grijze kromme in deze grafiek toont de epidemische grenswaarde.
De griepprik beschermt sinds de H1N1-epidemie van 1977/78 tegen twee subtypen A-griep en één lijn van B-griep. In februari vorig jaar is door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op grond van de toen circulerende subtypen A en lijnen B de samenstelling van het griepvaccin voor deze winter op het noordelijk halfrond bepaald. De twee subtypen A-griep zijn daarbij A(H1N1)pdm09 en A(H3N2). In april vorig jaar werd echter ontdekt dat er een ‘antigene mismatch’ (*) was ontstaan ten opzichte van het in de griepprik opgenomen subtype van A(H3N2). Dat zorgde voor een vroege griepepidemie in de Verenigde Staten. In de media wordt thans gesproken van ‘Amerikaanse griep’. Dit A(H3N2) virus, waartegen de griepprik minder goed bescherming biedt, waart ook rond in onze streken. In Nederland en België ontstond eveneens een vroege epidemie, die echter een pas op de plaats maakte door de kerstvakantie. Nu de scholen weer zijn begonnen, wordt een nieuwe stijging van het aantal griepgevallen verwacht, met een mogelijke piek eind januari of begin februari.
Griepachtige ziektebeelden (ILI = influenzalike illness) in Vlaanderen . De grijze kromme in deze grafiek toont de epidemische grenswaarde.
Hoewel het griepvaccin dit seizoen minder effectief kan zijn,wordt een goede bescherming tegen subtype A(H1N1) en de lijn B-griep verwacht. 84% van de in Nederland aangetroffen griep is tot nog toe A(H3N2), 14% is A(H1N1) en 2% B.
(*) Van tijd tot tijd ontstaan nieuwe virusvarianten door veranderingen in de eiwitten (antigenen) op het oppervlak van het griepvirus: zogenoemde ‘antigene drift’. Doordat de afweer van ons lichaam is gericht tegen oppervlakte-antigenen, omzeilt het griepvirus de immuniteit die in de bevolking door natuurlijke infectie of vaccinatie is opgebouwd. Plotselinge veranderingen in het subtype van influenza A virus kunnen ook leiden tot een sterk afwijkende antigeenstructuur: antigene shift. Het influenzavirus kan zich dan op grote schaal verspreiden doordat mensen weinig of geen immunologisch verweer hebben tegen dit geheel of gedeeltelijk vernieuwde virus. Er kan dan een wereldwijde epidemie (pandemie) ontstaan.
Tekst: Carl Koppeschaar
Kaarten en grafieken: Dr. Sander van Noort
Zie ook Griep breidt zich uit